Categorieën
In het voorjaar van 1463 vertrekken 4 pelgrims, waaronder Reinoud en zijn vriend Wouter te paard vanuit Nijmegen voor een bedevaartstocht naar het heilige Land. In de omgeving van Maastricht ontmoet het viertal 2 Vlaamse reizigers die ook een pelgrimstocht naar Palestina ondernemen. Een van deze reizigers is Ylonka, de dochter van een rijke Vlaamse wever. Wouter is zeer onder de indruk van haar, maar zij helemaal niet van hem. Wouter is ervan overtuigd dat hij weinig kans maakt ooit haar belangstelling te krijgen. Min of meer als grap snijdt Reinoud een lok van het haar af van Ylonka als ze slaapt. Hij geeft de lok aan Wouter en hij zegt hem die te bewaren en geduld te hebben. Wouter stopt de lok in een buideltje en verbergt het onder zijn kleding. De pelgrims gaan gezamenlijk verder. Als ze op het punt staan de gevaarlijke bergpaden van de Alpen over te gaan, ontmoeten ze Joosjen, een Vlaamse gids, die voor hen een waardevolle steun zal blijken te zijn.